Friday 20 April 2012

De liefde van zijn leven



Soms denk ik wel eens: Als ik alles weet wat ik nu weet, zou ik dan nog precies hetzelfde doen dan? En dan kijk ik naar haar en weet dat er maar één antwoord mogelijk is op die vraag die ik mezelf stel. Ja. Volmondig ja. Want ook al is het leven nu zwaar, ik houd van haar en ik hield toen ook van haar. Eigenlijk houd ik mijn hele leven al van haar, al zolang ik me kan herinneren.

Onze eerste ontmoeting haal ik me zo nog voor de geest. Het was een mooie zomerdag. Onze moeders stonden buiten met verhit voorhoofd de stoep te schrobben, wat je in die tijd nog deed. En toen zag ik haar. Hoe oud zou ik geweest zijn? Zo’n jaar of zes, ouder niet. Ik keek haar aan en zag lang golvend blond haar, met een strik erin. Ze lachte naar me en ik lachte terug. Vanaf die tijd waren we onafscheidelijk. Hand in hand liepen we naar school. In het begin werd ik nog uitgelachen omdat ik met een meisje naar school liep maar dat was snel afgelopen, toen ik de pestkoppen een optater gaf. Ik was geen makkelijke jongen in die tijd. Je moest ze laten zien tot hoever ze konden gaan, en dan dropen ze wel af. Het leverde me ook het nodige strafwerk op. Maar dat gaf niet, zij hield me gezelschap, en soms maakte zij het voor me.

De enige keer dat ik van haar gescheiden ben geweest is toen ik het leger in moest. Maar toen bleef ze me schrijven. Het heeft me door die nare tijd heen geholpen. Soms als ik dacht dat het met me gedaan was, dacht ik dat ik haar gezicht ergens zag, en dan kon ik weer door. Het heeft me voor menig gevaarlijke situatie behoed. Ik heb veel vrienden zien sneuvelen maar het enige wat ik eraan over gehouden heb is wat littekens. Ik heb geluk gehad. Zij wachtte op me. We zouden gaan trouwen immers.

En dat deden we zodra ik terug was en het weer rustig was.
Het was de mooiste dag van mijn leven toen ze de mijne werd. Wat was ze mooi. We werden gezegend met vier prachtige kinderen. Er waren sombere tijden maar ook mooie tijden. Altijd was zij daar en ik hoefde maar naar haar te kijken om te weten dat het goed zou komen. Dan was zij daar met haar glimlach, die hand op mijn arm en ik wist: Alles kwam weer goed.


Ze werd een paar keer ziek en ik zorgde voor haar. Bezorgd was ik. Ze zou toch wel weer beter worden? Wat moest ik zonder haar? Maar iedere keer weer knapte ze weer op. Soms liepen we ziekenhuis in en ziekenhuis uit omdat ze maar niet opknapte. Maar toch iedere keer weer glimlachte ze geruststellend naar me: Het komt wel weer goed.

De kinderen werden groter en er kwamen kleinkinderen. Wij werden ouder en genoten van elkaar. We hadden grootse plannen. We zouden gaan reizen, de wereld zien. Ze verheugde zich er zo op. Tot ze steeds vaker dingen vergat. Het begon met iets kleins. De sleutels op een plek waar ze zich niet meer kon herinneren waar, maar dat heeft iedereen wel eens. Of had ze nu wel of niet de deur op slot gedraaid en dat dan een aantal keer controleren. Maar toen ze haar portemonnee in de diepvries vond en haar tas bij de supermarkt liet staan een paar keer en ik gebeld werd omdat mijn vrouw ergens stond en niet meer wist waar ze was en hoe ze naar huis moest komen, werd ik bang. Heel erg bang. We gingen naar de dokter. Het nieuws dat hij had voor ons was niet goed. Het begin van Alzheimer. Ze huilde en pakte mijn arm. Dit keer glimlachte ik naar haar. Om haar gerust te stellen. Het komt wel goed. Maar het zou niet goed komen.

Bij elkaar wonen, dat ging niet meer. Zij moest in het verzorgingstehuis gaan wonen en ik woon op een steenworp afstand van haar. Elke dag ging ik wel drie keer bij haar langs. Op bezoek bij je eigen vrouw. Het ging thuis niet meer. Ik heb het geprobeerd, God weet dat ik het geprobeerd heb. Jarenlang heb ik voor haar gezorgd. Haar uit bed gehaald en aangekleed, naar de wc gebracht. Lopen ging voor haar niet meer. Wakker was ze ook niet altijd, en helder steeds minder. De keren dat ze helder was keek ze me aan en legde dan haar hand op mijn arm alsof ze wilde zeggen: Het komt wel goed.

De dag dat ze naar het verzorgingstehuis moest zal ik nooit vergeten. Het deed me pijn haar te moeten laten gaan, maar het ging niet anders. Mijn gezondheid was ook niet al te best. Ik kon haar niet meer helpen zoals ze geholpen moest worden. Alleen loslaten kon ik niet. Ik moest er drie keer per dag heen om te zien of ze haar wel goed verzorgden. Haar kleding goed zat, of ze wel goed at. De kinderen herkende ze al niet meer. Mij nog wel maar ze zei niks meer. Eten deed ze slecht. En op een dag kwam ze op bed te liggen met een longontsteking. En nu zit ik hier naast haar bed. Te wachten, want ze hebben me verteld dat het ieder moment gebeurd kan zijn. Mijn zonen hebben me verteld dat ik moet gaan slapen. Mijn dochter is me een deken komen brengen. Ik kan niet weg, zij snapt het. Ze ziet het aan mijn ogen. De kinderen hebben hun afscheid genomen. En ik, ik wacht.

Ik leg mijn hand op haar arm. En ineens opent ze haar ogen. Ze kijkt me even helder aan. Ze glimlacht naar me. Fluistert dat het goed komt. Mijn ogen vullen zich met tranen als haar ogen zich voor de laatste keer sluiten. Dit keer voorgoed.


© KH

No comments: